Aborigine

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Abo·ri·gi·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Aborigine (lang) Aborigine's
(verkort) Aborigines
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Aboriginev / m

  1. oorspronkelijke bewoner van Australië
     Pezig en gebogen. Grauw van huid, sterk behaard en slechts gekleed in een lendendoek. Een stok of speer ter hand waar hij op leunde. Omkranst door slordig haar en grijze baard, een gezicht met een platte brede neus, een laag en hellend voorhoofd, zware wenkbrauwbogen, een puilende onderlip en twee groenbruine oogjes die hem vragend aankeken. Dit moest een Aborigine zijn... een echte![1]
Opmerkingen
  • [1] Hoewel de benaming op zichzelf niet laatdunkend is, wordt zij door oorspronkelijke bewoners van Australië als gevolg van de koloniale periode wel zo ervaren. Daarom is het beter de benaming te gebruiken die hoort bij het volk waartoe iemand behoort of "Aboriginal" als verzamelbegrip.
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 februari 2024 Weblink bron Nederlands proza : Boemerang in: De Tweede Ronde., jrg. 2 nr. 3 (herfst 1981), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 9060198425, p. 7