zoomt om

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoomt om
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omzomen

zoomt om

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • Jij zoomt om. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • Hij zoomt om. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omzomen
    • Zoomt om! 


Gangbaarheid