zichter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zich·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zichten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zichter | zichters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zichter m
Gangbaarheid
- Het woord 'zichter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.