landbouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landbouw -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de landbouwm

  1. (landbouw) het cultiveren van land voor het voortbrengen van voedsel en andere nuttige producten
    • Er zijn drie beroepssectoren, namelijk de landbouw, de industrie en de diensten.[2] 
Typische woordcombinaties
  • biologische landbouw
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen