zetten om
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zet·ten om
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omzetten |
zetten (…) om
- meervoud tegenwoordige tijd van omzetten
vervoeging van |
---|
omzetten |
zetten (…) om
- meervoud verleden tijd van omzetten
- Wij zetten om.
- Jullie zetten om.
- Zij zetten om.
- Wij zetten om.