zelfbommer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zelfbommer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zelf·bom·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfbommer | zelfbommers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zelfbommer m
- iemand die zichzelf opblaast bij een bomaanslag
- ▸ Hamas en de Islamitische Jihad, die vrijwel alle aanslagen opeisen, wijzen elke vorm van vrede met Israël af. Zodra vredesbesprekingen op de agenda staan, gaan de «zelfbommers» van Hamas en de Islamitische Jihad op stap en escaleren de verhoudingen tussen Israëli’s en Palestijnen.[1]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zelfbommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Zelfbommers” (18 augustus 2001), de groene Amsterdammer