zedenmeester
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ze·den·mees·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zede en meester met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zedenmeester | zedenmeesters |
verkleinwoord | zedenmeestertje | zedenmeestertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zedenmeester m
- iemand die regelmatig/voortdurend zegt wat wel en niet zou mogen op zedelijk gebied.
- Het blad, [de Hollandsche Spectator] en daarmee dus zijn redacteur Justus van Effen, fungeerde als een gezaghebbende zedenmeester, die de principes van de Verlichting (redelijkheid, tolerantie, sociabiliteit) vertaalde naar de burgers toe.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zedenmeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zedenmeester" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be