zede

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·de
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewoonte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zede zeden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zedev / m

  1. een van de verzameling gebruiken en normen die een bepaalde groep mensen als juist en wenselijk aanvaardt, vaak op seksueel gebied
    • Dat is hier de zede niet. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen