wonen samen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wonen samen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwonə(n) ˈsamə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- wo·nen sa·men
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenwonen |
wonen (…) samen
- meervoud tegenwoordige tijd van samenwonen
Gangbaarheid
- Het woord wonen samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.