weekbak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- week·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weekbak | weekbakken |
verkleinwoord | weekbakje | weekbakjes |
Zelfstandig naamwoord
de weekbak m
- bak waarin men iets te weken kan leggen
- (pejoratief) slap persoon
Vertalingen
1. bak waarin men iets te weken kan leggen
Gangbaarheid
- Het woord 'weekbak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weekbak" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 75 %
- Prevalentie Vlaanderen 71 %