wantrouwig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·trou·wig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wantrouwig wantrouwiger wantrouwigst
verbogen wantrouwige wantrouwigere wantrouwigste
partitief wantrouwigs wantrouwigers -

Bijvoeglijk naamwoord

wantrouwig

  1. met het gevoel misleid te zijn
    • Punk verwijst sinds het midden van de jaren 70 van de twintigste eeuw naar een stroming binnen de jongerencultuur die zeer wantrouwig tegen de grote ideologieën aankijkt. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen