vuurspuwer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vuurspuwer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vuur·spu·wer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vuur en spuwer
- Naamwoord van handeling van vuurspuwen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuurspuwer | vuurspuwers |
verkleinwoord | vuurspuwertje | vuurspuwertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) artiest die vuur uit zijn mond laat komen, vaak ook iemand die brandende toortsen kan doven in zijn mond
- De vuurspuwer geeft een zeer spectaculaire voorstelling met grote vlammen, maar het lijkt mij vooral een heel gevaarlijk vak vooral als je het nog moet leren.
- Armin, gekleed in een zilveren trainingsjasje staat als zonnekoning in wisselende decors van wervelende dansers, vuurspuwers en muzikanten, onder wie hiphopproducer en zanger Mr Probz en trompettist Eric Vloeimans. [2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord vuurspuwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vuurspuwer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Rolinde Hoorntje 9 mei 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be