voorvertrek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ver·trek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorvertrek voorvertrekken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het voorvertreko

  1. een ruimte in een gebouw dat gelegen is voor een belangrijker vertrek
     Hoewel hij met pensioen was en nu geen invloed meer had in staatszaken, achtte iedere hoge ambtenaar van het gouvernement waarin het landgoed van de vorst lag, het zijn plicht zijn opwachting bij hem te maken, en dus wachtte hij, net als de architect, de tuinman of freule Marja, in het hoge voorvertrek tot de vorst op het afgesproken tijdstip verscheen.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen