vooruitvliegen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·uit·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vooruitvliegen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vooruitvliegen
vloog vooruit
vooruitgevlogen
klasse 2 volledig
  1. in voorwaartse richting door de lucht gaan
  2. (figuurlijk) met grote snelheid vooruitgaan
     Wanneer de oudere jongens die in de banen in het midden zwommen de opdracht kregen hard te zwemmen, zagen ze eruit als raceboten die vooruitvlogen met witte boeggolven.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767