versperren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: versperren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ver·sper·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘afsluiten door het plaatsen van een hindernis’ voor het eerst aangetroffen in 1338 [1]
- afgeleid van sperren met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
versperren |
versperde |
versperd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
versperren
- overgankelijk de toegankelijkheid van een weg ongedaan maken
- Ze versperden alle toegangswegen met barricades.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord versperren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "versperren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "versperren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ versperren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %