vernietigen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
vernietigen vernietigend
vernietiging vernietigd
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·nie·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vernielen, tenietdoen’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1]
  • Afgeleid van nietig met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vernietigen
vernietigde
vernietigd
zwak -d volledig

Werkwoord

vernietigen

  1. overgankelijk een einde maken aan, het bestaan uitwissen van, volledig tenietdoen
    • De oprukkende Russische troepen vernietigden het ene Duitse legeronderdeel na het andere. 
  2. overgankelijk (juridisch) herroepen, nietig verklaren (v.e. eerdere uitspraak)
    • Het vonnis werd vernietigd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen