verkoopsprijs

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·koops·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verkoopsprijs verkoopsprijzen
verkleinwoord verkoopsprijsje verkoopsprijsjes

Zelfstandig naamwoord

de verkoopsprijsm [1]

  1. (economie) de prijs die een handelaar of winkelier vraagt bij de verkoop van producten of diensten
     Volgens een expert van de Chinese luchtmacht ligt de verkoopsprijs van het toestel rond 70 miljoen dollar. Volgens de krant heeft het toestel een actieradius van 1.250 kilometer, kan het aan 1,8 keer de snelheid van het geluid vliegen en 8 ton wapens aan boord meenemen.[2]
     Van alle gronden ligt 77 procent in buitengebied en slechts 23 procent in stedelijk gebied, terwijl Vlaanderen streeft naar een verhouding 40/60. Bovendien blijkt dat het systeem ook niet bijdraagt tot het betaalbaar houden van een eigen woning. Zeventig procent van de aanvragen is afkomstig van projectontwikkelaars. En zij hebben er vooral zelf goed aan verdiend. De verkoopsprijs van de kavels was gemiddeld 20 procent duurder dan in de rest van de gemeente, de huizen waren zestien procent duurder.[3]


Synoniemen
Verwante begrippen


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 april 2024 Weblink bron “China test nieuw gevechtsvliegtuig” (Maandag 26 december 2016 om 08:59), De Standaard
  3. Bronlink geraadpleegd op 5 april 2024 Weblink bron
    Wim Winckelmans
    “Achterpoort in wet doorkruist betonstop” (Woensdag 23 augustus 2017 om 05:55), De Standaard