verificateur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·ri·fi·ca·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verificateur verificateurs
verkleinwoord verificateurtje verificateurtjes

Zelfstandig naamwoord

de verificateurm

  1. (beroep) iemand die verifieert, een ambtenaar die de echtheid van opgaven voor belastingen e.d. moet onderzoeken
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen