verblijfskosten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·blijfs·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verblijfskosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verblijfskostenmv

  1. geld dat men uitgeeft aan een verblijfplaats zoals bijvoorbeeld een hotelkamer; geld dat men uitgeeft om ergens te overnachten
     De werknemers eisen betere sociale voorzieningen, inclusief pensioenregelingen, vergoedingen voor verblijfskosten en maaltijden. De staking begon begin deze maand en volgens een vakbond hebben inmiddels 30.000 werknemers zich aangesloten. Andere bronnen melden zelfs 50.000 stakers.[2]
     Veel arbeidsmigranten uit Oost-Europa werken via uitzendbureaus. Een deel van die organisaties houdt zich bezig met malafide praktijken, zoals onderbetaling, illegale tewerkstelling en het inhouden van hoge reis- en/of verblijfskosten.[3]
     De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor de beveiliging van de staatshoofden. Volgens experts kunnen de kosten hiervoor oplopen tot ruim 200 miljoen euro. De delegaties en journalisten betalen zelf hun reis- en verblijfskosten.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 31 januari 2023 Weblink bron “Megastaking sportschoenenmakers” (Donderdag 17 april 2014, 13:49), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 31 januari 2023 Weblink bron “Malafide uitzendbureaus aangepakt” (Donderdag 20 februari 2014, 17:01), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 31 januari 2023 Weblink bron “De kosten van de NSS-top” (Dinsdag 25 maart 2014, 11:54), NOS