veinzer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vein·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veinzer veinzers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de veinzerm

  1. iemand die veinst
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen