val binnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • val bin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
binnenvallen

val binnen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvallen
    • Ik val binnen. 
  2. gebiedende wijs van binnenvallen
    • Val binnen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenvallen
    • Val je binnen? 


Gangbaarheid