uitwippen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·wip·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

uitwippen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitwippen
wipte uit
uitgewipt
zwak -t volledig
  1. iets op een (te) makkelijke, snelle manier ergens uithalen
    • Hoe keurig de delen ook verpakt zijn in een cassette, ze zijn er heel moeilijk uit te halen. Gevolg is ook dat de hoekjes van de boekomslagen bijna onvermijdelijk omknikken. Dat is voor een standaardwerk waarvan het de bedoeling is dat het veelvuldig gebruikt wordt niet handig. Jammer dus dat de cassette niet iets ruimer is zodat je, zoals bij de Dikke Van Dale, het benodigde deel er handig kunt uitwippen. Voor de rest is de kookencyclopedie hoe dan ook een aanrader voor alle koks. [2] 
    • Terug naar de haken en ogen, waarvan de interpretatie in de loop van de tijd evolueerde van pure decoratie naar een meer utilitaire functie. De vraag is: wat voor functie? Aan het begin van deze eeuw werd gedacht aan geleiders voor teugels. Maar gezien de wijze van monteren - op het eind van een staf - is dat niet erg aannemelijk. Bovendien zijn open haken daar niet erg geschikt voor: het is bijna niet te vermijden dat de teugels er onder het rijden uitwippen. [3] 

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Marianne Witvliet 05-01-2007 ’s Werelds grootste kookencyclopedie bevat schat aan culinaire kennis
  3. NRC A. Wegener Sleeswyk 27 december 1990 Haken en ogen
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be