uitreisvisum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·reis·vi·sum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitreisvisum uitreisvisums
uitreisvisa
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het uitreisvisumo

  1. toestemming om het land te verlaten
    • Om twee minuten voor zeven 's avonds gaf hij met zijn halve zin; na het woord "Ausreise" werd hij overstemd door het gejuich van de mensenmassa ; het definitieve zetje dat enkele weken later de Muur en het IJzeren Gordijn ook letterlijk zou doen vallen. De 4.000 Oost-Duitsers kregen hun uitreisvisum naar West-Duitsland. Daarmee was het begin van het einde van de DDR ingeluid. Op 9 november viel de Muur letterlijk.[2] 
    • Lindsay vraagt een half miljoen pond, zo'n 575.000 euro, om de Russen op tv bij te praten over haar stukgelopen relatie met Egor Tarabasov. Op de wensenlijst van de actrice staat verder dat ze de beschikking wil hebben over een luxe suite, een in- en uitreisvisum voor minstens een jaar en een privévliegtuig.[3] 
    • De film oogt oppervlakkig: een arts uit Berlijn is in het Oost-Duitsland van 1980 overgeplaatst naar een klein ziekenhuis aan de Oostzee. Daar wordt ze opgewacht door de geneesheer-directeur van het ziekenhuis en de stasi die haar in de gaten moet houden. Haar misdaad: ze heeft een uitreisvisum aangevraagd. Terloops wordt duidelijk waarom het zo stil is op straat en waarom Barbara de angst niet uit haar ogen krijgt. Dat de horror van het Oost-Duitse systeem in het alledaagse schuilt, laat Petzold zien in klein gehouden scènes en oogstrelend mooi gekadreerde opnamen.[4] 
Hyperoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 02 APRIL 2016 Karin De Ruyter
  3. Tubantia 11-JANUARI-2017
  4. Volkskrant 9 november 2016