treingebruik

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trein·ge·bruik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treingebruik treingebruiken
verkleinwoord treingebruikje treingebruikjes

Zelfstandig naamwoord

het treingebruiko

  1. (spoorwegen) het benutten van een trein
  2. (spoorwegen) het benutten van treinen in plaats van vliegtuigen, schepen, auto's of andere vervoermiddelen
    • In Zweden groeit het treingebruik aanzienlijk. Tegelijkertijd is er sprake van een lichte afname van het vliegtuiggebruik binnen Zweden. [1] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen