toetser

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toet·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toetser toetsers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de toetserm

  1. iemand die iets controleert
    • Het is bekend dat de ’parade der toetsers’ van het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht niet voorop lopen, als het gaat om kennis van en interesse in nieuwe ontwikkelingen. Een goed begin zou zijn om van overheidswege deze nieuwe ontwikkelingen te stimuleren en toe te passen en eventuele ’hindernissen’ binnen diezelfde overheid te slechten. [2] 
    • Ook Jeremia 6:27-30 is prachtig, met drie metallurgische metaforen achter elkaar. Een ervan is dat de profeet wordt geroepen om een tester/toetser voor het volk te zijn. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 10 apr. 2018 ’Bouwtoezicht loopt achter’
  3. Reformatorisch Dagblad Janita van Hoeven-ten Voorde 08-04-2011 Jeremia telt meeste metaalmetaforen
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be