toetoep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·toep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toetoep toetoepen
verkleinwoord toetoepje toetoepjes

Zelfstandig naamwoord

de toetoepm

  1. (kleding) (Nederlands-Indië) hoog gesloten jasje met opstaande kraag voor mannen in een formele omgeving
    • Hij had z'n toetoep uitgetrokken en was bezig met een handdoek zijn nek droog te wrijven. Hij had een hagelwit singletje aan en ik stond verbaasd over zijn enorme atletentorso en de geweldige, gespierde armen. Onder de wijde toetoep had je zo'n prachtlichaam niet verwacht. Wat zaten er vaak een iele, tengere klerkjes onder. [3]
Synoniemen
Holoniemen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
toetoepen

toetoep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toetoepen
    • Ik toetoep. 
  2. gebiedende wijs van toetoepen
    • Toetoep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toetoepen
    • Toetoep je? 

Gangbaarheid

8 % van de Nederlanders;
8 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen