toestroom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toe·stroom
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van toe (bijwoord dat gerichtheid aangeeft) en stroom (zelfstandig naamwoord)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toestroom | toestromen |
verkleinwoord | toestroompje | toestroompjes |
Zelfstandig naamwoord
de toestroom m
- aanzienlijke hoeveelheid mensen, dieren en/of andere zaken die naar eenzelfde plaats gaan
- De toestroom van toeschouwers was enorm.
- ▸ Toen het loket in maart voor de eerste keer openging, was het geld ook binnen enkele uren vergeven. Door de grote toestroom ontstonden toen zelfs IT-problemen.[1]
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
toestromen |
toestroom
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toestromen
- ... dat ik toestroom.
Gangbaarheid
- Het woord toestroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “STAP-budget al binnen 2,5 uur op door stortvloed aan aanvragen” (01 juli 2022), NU.nl