toegangsweg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

toegangsweg met toegangspoort tot landhuis
Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·gangs·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toegangsweg toegangswegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de toegangswegm

  1. weg waardoor je een bepaalde plaats kunt bereiken
    • Een sliert pubermeisjes langs de toegangsweg naar Amona leidt naar een basketbalveldje waar meer dan honderd van hen uitzinnig met hun handen zwaaien op opzwepende muziek. [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Derk Walters 13 december 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be