terugvaren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·va·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

terugvaren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugvaren
voer terug
teruggevaren
klasse 6 volledig
  1. met een boot ergens naartoe gaan waar men eerder vandaan is gekomen
     Uiteindelijk trof de reddingsboot van de KNRM het gestrande jacht aan. De kustwacht adviseerde de schipper van het jacht om het anker uit te gooien en te wachten op hoog water. Nadat het water was gestegen, kregen de mannen nog een dringend advies van de KNRM: snel terugvaren naar Den Helder.[2]
     "Waar we daarna naartoe gaan, dat is de vraag", zegt een woordvoerder van Artsen Zonder Grenzen. "Wanneer we terugvaren doen we een oproep aan havens om ons toe te laten."[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 maart 2022 Weblink bron “Motorjacht strandt op Waddenzee: 'Ze hadden geen idee waar ze waren'” (17-09-2017), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 maart 2022 Weblink bron “Reddingsschip pikt 251 mensen op voor kust Libië” (11-08-2019), NOS