teruggooien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·gooi·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

teruggooien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
teruggooien
gooide terug
teruggegooid
zwak -d volledig
  1. iets werpen naar de plaats of persoon waarvan het eerst gekomen was
    • Toen de bal in de tweede helft over de zijlijn ging, stond Hector Bellerin te wachten tot een supporter hem teruggooide. Dat gebeurde echter niet. In plaats daarvan wees de fan naar de Spaanse back en schreeuwde dat hij niet goed genoeg was voor het shirt dat hij droeg (ýou're not fit to wear the shirt'). Die kreet werd door een flink aantal van de uitfans overgenomen.[2] 
    • Volgens de nieuwe EU-regels moeten te kleine vissen in de Noordzee worden meegenomen naar de wal. Normaal wordt deze bijvangst teruggegooid. Enkele politici van de PVV en VVD waren aanwezig en Europarlementariër Peter van Dalen (SGP), lid van de Visserijcommissie in het Europees Parlement, voer mee.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 11 apr. 2017
  3. de Telegraaf 27 aug. 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be