tankwagen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

tankwagn
Uitspraak
Woordafbreking
  • tank·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tankwagen tankwagens
verkleinwoord tankwagentje tankwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de tankwagenm

  1. een vrachtwagen waarmee men vloeistoffen, gassen of poeders kan vervoeren in een grote tank die deel uitmaakt van de vrachtwagen
    • De tankwagen bevat volgens het gedupeerde transportbedrijf een onschuldig oliezuur, waarmee zeep, tandpasta en scheerschuim wordt gemaakt.[2] 
    • Zeker zes mensen, onder wie een gezin, zijn dinsdag in Italië om het leven gekomen door een ongeval waarbij een tankwagen vlam vatte.[3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 23 jan. 2018
  3. de Telegraaf 02 jan. 2018
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be