tandeg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tand·eg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tand en eg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandeg | tandeggen |
verkleinwoord | tandegje | tandegjes |
Zelfstandig naamwoord
- (landbouw) een eg voor diepere grondbewerking
Gangbaarheid
- Het woord 'tandeg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.