suizend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sui·zend

Werkwoord

vervoeging van: suizen
verbogen vorm: suizende

suizend

  1. onvoltooid deelwoord van suizen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen suizend suizender suizendst
verbogen suizende suizendere suizendste
partitief suizends suizenders -

Bijvoeglijk naamwoord

suizend

  1. met een zoemend, ruisend, gonzend geluid
    • Ik moet verzitten. Alle koppen gaan omhoog, alle ganzen stijgen gakkend en met suizende vleugels op. Schrokken ze van mij? Nee, van de buizerd die laag komt aanzeilen. Verderop landen de ganzen. Even schudden ze hun staart. Dan hervatten ze hun werk: stappen en happen. [1] 
     De brandende lampion die de kinderen, op de avond van Sint Maarten, zingend langs de huizen dragen, de kerstboom, de suizende lichtpijlen als het nieuwe jaar begint en de hoge sprong over het vuur op het zomerfeest van Sint Jan.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Tubantia Koos Dijksterhuis 14-03-11 Stappen en happen
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 7