streving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stre·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord streving strevingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de strevingv

  1. dat wat men wil bereiken; het streven
     Bijna alle gedachten gaan immers over jezelf in relatie tot bepaalde verlangens, angsten en strevingen. De man die een aantrekkelijke vrouwelijke collega mentaal uitkleedt tijdens een vergadering is aan het dagdromen, evenals de vrouw die tijdens een ongeïnspireerde vrijpartij met haar vriend een boodschappenlijstje voor de volgende dag componeert.[3]
     Zelf ben ik alweer meer dan twintig jaar geleden ook op huwelijkse voorwaarden getrouwd, dus ik zou de wetswijziging moeten toejuichen. Toch doe ik dat niet, want onze beslissing destijds om de voorwaarden te nemen en niet de gemeenschap had niets te maken met emancipatoire strevingen mijnerzijds, maar met elkaar uit de wind houden.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. streving op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Het nut van dagdromen” (16/12/2009), HP de Tijd
  4. Bronlink Weblink bron “Ik hou van je, mits” (10/12/2010), HP de Tijd
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be