straf af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- straf af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afstraffen |
straf af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstraffen
- Ik straf af.
- gebiedende wijs van afstraffen
- Straf af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstraffen
- Straf je af?
Gangbaarheid
- Het woord straf af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.