stootband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] stootband
[3] stootband
Uitspraak
Woordafbreking
  • stoot·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stootband stootbanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stootbandm

  1. rand die speciaal is gemaakt om botsingen op te vangen
     Anders konden we net zo goed over een kale asfaltvlakte zonder strepen, pijlen, borden en lichten gaan crossen, botsautootje spelend zonder rubberen stootband, en vervolgens allemaal giechelend over het kerkhof verspreid.[2]
  2. (kleding) onderste deel van een lange jurk
  3. een ovaalvormige betonnen obstakel dat meestal een infrastructurele functie heeft (om bijv. aan te geven waar een parkeervak eindigt)
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen