sterfhuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sterf·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sterfhuis sterfhuizen
verkleinwoord sterfhuisje sterfhuisjes

Zelfstandig naamwoord

het sterfhuiso

  1. laatste woonplaats van een overledene
  2. de verlieslijdende onderdelen van een concern die achterblijven na de overdracht van de gezonde
  3. verblijfhuis voor terminale patiënten
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen