startlijst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • start·lijst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord startlijst startlijsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de startlijstv / m

  1. (sport) opsomming van alle sporters of teams die deelnemen aan een wedstrijd
     Hoewel Groenewegen de startlijst nog niet heeft bestudeerd, kent hij het parcours van zondag al wel.[1]
     Ploeggenoot Kars Jansman uit Hellendoorn is de enige Tukker op de startlijst bij de mannen in Heerenveen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Groenewegen en die ene vraag: is hij nu al de beste sprinter ter wereld?” (10-03-2019), NOS
  2. Bronlink Weblink bron
    Ralph Blijlevens
    “Enschedese schaatsster Ter Mors van start op NK allround én sprint” (12-11-2020), Tubantia