stagiair

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·gi·air
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die een stage doormaakt’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • van het Franse 'stagiaire' [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stagiair stagiairs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de stagiairm

  1. (beroep) (onderwijs) iemand die een tijd in een bedrijf praktisch gaat werken (stage gaat lopen) als onderdeel van zijn of haar opleiding
Verwante begrippen
Hyponiemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen