spelershome

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spe·lers·home
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spelershome spelershomes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het spelershomeo

  1. (sport) ruimte in een stadion waar de spelers van een team samenkomen bij wedstrijden en trainingen
     Sparta viert vandaag een klein feestje. De club bestaat 128 jaar. Een bijzondere club, met een prachtige historie. Van Tiggelen omschrijft de club als een grote familie. Helemaal in zijn tijd. "Het was een zeer hecht geheel, tot en met de mensen in het spelershome. Zelfs de spelersvrouwen gingen allemaal met elkaar om, zaten steeds bij elkaar. Het was een grote vriendengroep. Uniek.”[2]
     In het spelershome van de Zwollenaren, onderin in het IJsseldeltastadion, overheerst inderdaad de gemoedelijkheid van een regionale club. Potten pindakaas en pakken hagelslag staan op de tafels, de spelers smeren er zelf hun boterhammen. De staf, de mensen van kantoor, de spelers en de pers zitten er gewoon bij elkaar.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. spelershome op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2024 Weblink bron “Van Tiggelen: Sparta hoort in de eredivisie” (Vrijdag 1 april 2016, 14:28), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2024 Weblink bron “Je krijgt Brama wel uit Twente, maar Twente niet uit Brama” (Zaterdag 12 maart 2016, 09:58), NOS