speelhal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- speel·hal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van speel ww en hal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelhal | speelhallen |
verkleinwoord | speelhalletje | speelhalletjes |
Zelfstandig naamwoord
- (spel) gelegenheid waar men zich tegen betaling met gokautomaten, flipperkasten, poolbiljarts, airhockey en videospelen kan vermaken.
Gangbaarheid
- Het woord speelhal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "speelhal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be