scheidt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheidt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afscheiden

scheidt af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afscheiden
    • Jij scheidt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afscheiden
    • Hij scheidt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afscheiden
    • Scheidt af! 
  4. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich afscheiden
    • Jij scheidt je af. 
  5. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich afscheiden
    • Hij scheidt zich af. 
  6. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zich afscheiden
    • Scheidt je af! 


Gangbaarheid