satijnig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·tij·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van satijn met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen satijnig satijniger satijnigst
verbogen satijnige satijnigere satijnigste
partitief satijnigs satijnigers -

Bijvoeglijk naamwoord

satijnig [1]

  1. aanvoelend als satijn
     'Zoo wit haar halsje, en zoo satijnig daartegen een blauw lintje, zoo heel teêrtjes de schelpen van haar ooren, met kleuren en tinten daarin als van roze bloemen. (...) en dan haar schoudertjes en borstje dat even, éven welfde.'[2]
     Het deeg is om bij weg te dromen, zo satijnig en stevig tegelijk. Een knalpittig en nogal olierijk gerechtje, maar ook zó fris dat je ervan blijft eten, en knorrig wordt als de deegpakketjes op zijn.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Ik dacht dat ík een liefhebber van Nederlandse naturalistische literatuur was, tot ik 'rond1900.nl' stuitte” (27 januari 2018), de Volkskrant
  3. Bronlink Weblink bron
    Gilles van der Loo
    “Bij China Sichuan Restaurant Zeedijk rammelt het in de Keuken (6,5)” (9 maart 2019), Het Parool
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be