samaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·maar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord samaar samaren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de samaarv / m

  1. (kleding) (geschiedenis) zeer lange deftige bovenkleding
    • In toorn ging hij voorbij en zijn purperen samaar waaide om hem heen als een vuur. [3]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

9 % van de Nederlanders;
9 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen