roast

Uit WikiWoordenboek

Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  roast 
he/she/it  roasts 
verleden tijd  roasted 
voltooid
deelwoord
 roasted 
onvoltooid
deelwoord
 roasting 
gebiedende wijs  roast 

Werkwoord

roast

  1. overgankelijk roosteren
    «We roasted some porkchops.»
    We roosterden een paar karbonades.
  2. (metallurgie) roosten; een sulfidisch erts oxideren
    «A completely roasted chalcopyrite grain consists of an oxide layer (surface layer) and core enriched with sulfide bornite.[1]»
    Een volledig gerooste chalcopyrietkorrel bestaat uit een oxidelaag (oppervlaktelaag) en een kern die verrijkt is aan sulfide (borniet),
  3. branden
    «Freshly roasted coffee.»
    Vers gebrande koffie.
  4. speech waarin iemand op komische manier wordt afgekraakt.
    «The roast of Barack Obama was daring but hilarious.»
    De roast van Barack Obama was gewaagd maar hilarisch.
enkelvoud meervoud
roast roasts

Zelfstandig naamwoord

roast

  1. een stuk vlees dat geroosterd wordt


Verwijzingen