rijkunst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·kunst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijkunst rijkunsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rijkunstv

  1. de vaardigheid die je nodig hebt om op een paard te kunnen rijden
    • Theater Carré opende op 3 december 1887 zijn deuren met de ‘Groote Parade Gala Openingsvoorstelling in de Hoogere Rijkunst, Paardendressuur en Gymnastiek’. Oscar Carré had aan de Amstel het imposante stenen gebouw neergezet voor zijn circus. [2] 
  2. de vaardigheid die je nodig hebt om met een voertuig te kunnen rijden
    • Op het politiebureau kregen de mannen processen-verbaal voor het rijden zonder rijbewijs en zonder helm, een onleesbaar kenteken, het overschrijden van de maximumsnelheid en verkeersgevaarlijk gedrag. Desondanks sprak het tweetal hun bewondering uit voor de rijkunst van de agenten, waarvan zij tijdens de achtervolging getuige waren geweest. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen