relativum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·la·ti·vum
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | relativum | relativa |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het relativum o
- (taalkunde) betrekkelijk voornaamwoord, de taalkundige benoeming een voornaamwoord dat een betrekkelijke bijzin inleidt
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord relativum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "relativum" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ relativum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be