regencape

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

regencape
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gen·cape
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regencape regencapes
verkleinwoord regencapeje regencapejes

Zelfstandig naamwoord

de regencapev / m

  1. (kleding) schoudermantel waarmee men de benen en het bovenlijf droog kan houden
    • Ondanks de vele buien op de dag ervoor bleek de regencape tijdens de feestelijke optocht in Espelo niet nodig: onder een stralende zon trokken afgelopen zaterdagochtend 22 wagens en 5 loopgroepen vanaf de Okkenbroekseweg naar de feestweide aan de Espelodijk, de locatie van het Sploder Feest 2009. [2] 
    • Van de zijkant bekeken heeft het kunstwerk wel iets weg van een man die met een regencape tegen een zuidwesterstorm in hangt. Van de voorkant lijkt het op een verhoogde stoel, vanwaar een strandwacht over zand en zee waakt. En van een grotere afstand bezien is het net een baken in zee. [3] 
    • De regen is een tegenvaller, maar de 700 lopers zijn gemotiveerd en gedreven en wat is een beetje water in vergelijking met de verschrikkingen van kanker? Met de paraplu op en regencape aan lopen ze onverdroten voort. [4] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen