priktol

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

priktol
Uitspraak
Woordafbreking
  • prik·tol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord priktol priktollen
verkleinwoord priktolletje priktolletjes

Zelfstandig naamwoord

de priktolm

  1. (verouderd) (speelgoed) tol met ijzeren punt die men met een eromheen gewonden touwtje laat draaien en op de grond gooit
    • Tollen: een zweep met ’n tol met zelf kleurtjes erop gemaakt voor het effect, of een priktol met een touwtje erom gewonden. [2] 
    • „Je doet de dingen voor elkaar, dat vind ik normaal. Tegenwoordig hebben mensen nergens tijd voor. Dat zie je aan de jeugd. Die kinderen van nu zijn altijd druk, dan weer naar judo, dan weer huiswerk. Wij speelden na school buiten met een priktol.” [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen