plooi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plooi
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rimpel’ voor het eerst aangetroffen in 1327 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plooi plooien
verkleinwoord plooitje plooitjes

Zelfstandig naamwoord

plooi v / m [3]

  1. golving (in dierlijk of plantaardig weefsel)
  2. (geologie) golving in een aardlaag of in gesteente
Uitdrukkingen en gezegden
  • in de plooi houden
geen emotie laten zien
 Ik zou er uit vrije wil niet naartoe zijn gegaan, maar mama en mijn broertje gingen met me mee, dus het was alleen een kwestie van er vriendelijk zitten, je gezicht in de plooi houden en proberen er verveeld uit te zien om aan te geven dat je liever naar oorlogsfilms keek.[4]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
plooien

plooi

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plooien
    • Ik plooi. 
  2. gebiedende wijs van plooien
    • Plooi! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plooien
    • Plooi je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie


Verwijzingen